Gelatin silver print / 289 x 188 mm (blad 305 x 240 mm)
Oplage: 20 exemplaren
Editie 1 uit een reeks van vijf foto's
(175,- € voor leden van de Vereniging van Vrienden)
Ter gelegenheid van de editie van Gottfried Evers:
„Gottfried Evers ontmoet Joseph Beuys, 1976 en 1978“
Guido de Werd
Begin 1976 werd Joseph Beuys door Klaus Gallwitz, commissaris voor het
Duitse paviljoen, uitgenodigd om aan de Biënnale van Venetië deel te
nemen. Beuys maakte voor het Duits paviljoen de nu beroemde
„Strassenbahnhaltestelle“ die in velerlei opzicht verwijst naar zijn
jeugd in Kleef. In het kader van de voorbereidingen voor het gieten van
de „Eiserne Mann“ bezocht hij meerdere keren zijn geboortestad Kleef.
De toenmalige gemeentesecretaris dr. Hans Hermann Schröer nodigde de
toen al wereldberoemde maar ook omstreden kunstenaar uit voor een
bezoek aan het gemeentehuis en discussieerde meerdere uren met Beuys.
In de herfst van dat jaar, nadat de kunstenaar voor zijn
„Strassenbahnhaltestelle“ zelfs de Grote Prijs van de Biënnale van
Venetië gewonnen had, kwam Beuys op 7 oktober 1976 opnieuw naar Kleef
om samen met de gemeentesecretaris, diens medewerker Ulrich Fries en de
journalist Aloys Puyn (Rheinische Post) en Rolf Langenhuisen (NRZ) het
op dat ogenblik nog in aanleg zijnde voetgangersgebied in de Kavariner
Strasse en de net opgeleverde Grosse Strasse te leren kennen. Voor deze
wandeling ontmoette men elkaar in het gemeentehuis. Hier fotografeerde
Gottfried Evers de hoed van Beuys aan de garderobe in de antichambre,
een fraai, symbolisch beeld van aan- en afwezigheid (editie 1).
Aansluitend vond de wandeling door het nieuwe voetgangersgebied plaats,
Gottfried Evers begeleidde de groep, zo ontstonden de portretten van
een argumenterende en discussierende Beuys in het centrum van Kleef
(editie 2 en 3). De wens van de gemeentesecretaris dat Beuys een beeld
voor de gemeente Kleef zou maken, werd niet gehonoreerd. In tegendeel,
Beuys sprak zeer geringschattend over de wederopbouw van zijn
geboortestad: „‘Ieder heeft hier zijn slagerij neergekwakt, zelfs de
Schwanenburg is niet goed gerestaureerd. Op zich moet Kleef weer
afgebroken worden!’ Daarom had hij ook geen zin, wat kunst voor het
nieuwe Kleefse voetgangersgebied te maken ...“ (zie opm. 1)
In januari 1978 kwam Beuys opnieuw naar Kleef. Al 1976 had hij
gezegd: „Ik kom steeds terug, ook al duurt het soms lang ...“ (zie opm.
2) De aanleiding was enerzijds de uitnodiging van Walter Brüx, het
Hindenburg-Gymnasium (nu Freiherr vom Stein-Gymnasium) te bezoeken en
tijdens de lessen met de leerlingen te discussiëren, anderzijds de
belofte om zijn geboortestad aan de redacteur van Die Zeit, Peter
Sager, te laten zien. Aansluitend bezocht hij slot Gnadenthal en
Rindern, het dorp van zijn jeugd. En weer was Gottried Evers erbij.
Beuys in Rindern: hij poseerde voor een kolk, op de achtergrond de
heuvels, het landschap is grijs in grijs. Bijna mythisch straalt de in
de kolk weerspiegelende winterzon over de jas van Beuys, de kunstenaar
als het ware met een bovenaardse glans omgevend (editie 4).
Dan gaat het verder: „Laatste station van onze tocht: slot Gnadenthal
bij Kleef. Hier werd Baron von Cloots geboren, die als aanhanger van de
Franse reformatie in Parijs grote verbroederingsfeesten voor het volk
ensceneerde, in de Assemblée national als ‘Redenaar van de mensheid’ de
wereldrevolutie uitriep en in 1794 door Robespierre naar de guillotine
gestuurd werd. ‘Ik kende hem al als kind’, zei Beuys, ‘Anarchis Cloots,
zoals hij zich noemde, was de eerste, die een echte theorie van de
democratie ontwikkelde’. Beuys trekt een lange blauwe jas aan zoals
Zwitserse hospikken dragen en zoals hij die ook al in 1972 tijdens de
bezetting van de academie in Düsseldorf droeg, de ‘Theaterjas uit mijn
oorlogstijd’. Verbaasd bekijkt baron Von Hövell, de huidige bewoner van
het slot en nakomeling van de anarchist Cloots dit vreemde gebeuren.
‘Ik ben een aanhanger van Cloots’, stelt Beuys zich voor, ‘U
vertegenwoordigt de bloedlijn, ik de lijn van zijn ideeën.’ – ‘Maar
hier’, zegt de baron en wijst naar het idyllische park van het slot,
‘hoeft toch niemand revolutionaire ideeën te ontwikkelen!’ – ‘Toch,
juist hier’, antwoordt Beuys en begint zijn performance. Met een boek
met teksten van Cloots in de hand wandelt Beuys rond het huis van de
overleden anarchist. Daar verblijven nu Amerikaanse technici van de
plutonium reactor in Kalkar. Imitatio Cloots, bezwering van het
verleden, demonstratie van een idee. Beuys loopt rond het huis van
Anarcharsis Cloots.“ (zie opm. 3) Gottfried Evers laat ons Beuys zien,
wanneer hij het park van het slot verlaat, in gedachten verzonken op
deze voor hem zo belangrijke plaats waar het verleden tot utopie wordt
(editie 5).
Gottfried Evers was toen deze foto’s ontstonden pas twintig. Hij begon
toen net zijn loopbaan bij de Rheinische Post. Men voelt dat de jonge
fotograaf zich van de betekenis van de ontmoeting met de grote en
toentertijd in zijn vaderland nog omstreden kunstenaar bewust was.
Evers benaderde Beuys met respect maar ook met grote nieuwsgierigheid
en een gevoel voor het historische moment.
Sinds meer dan drie decennia begeleidt Gottfried Evers het gebeuren aan
de Nederrijn met zijn foto’s en bepaalde onze kijk op de gebeurtenissen
en landschappen. Van het begin af aan had hij een bijzondere
belangstelling voor kunst en kunstenaars. Met zijn scherpe blik heeft
hij ons in zijn portretten talrijke kunstenaars op indrukwekkende
manier beter leren kennen. Helemaal aan het begin stond Beuys. Dat
Evers deze foto’s nu als zijn bijdrage aan de wederopbouw van het
atelier van Joseph Beuys ter beschikking stelt, is een groots gebaar
dat de leden van de Vereniging van vrienden en andere belangstellenden
de mogelijkheid biedt aan deze beide bezoeken van Beuys deel te hebben.
(Opmerking 1: alle citaten uit: Peter Sager, Unterwegs zu Künstlern und Bildern. Reportagen und Porträts, Keulen 1978, pg. 10 -21: Fettfabrik und frühe Anarchie: Beuys in Kleve (1978); opmerking 2: Rheinische Post, uitgave Kleef, nr. 82, dinsdag 6 april 1976; opmerking 3: Sager, Unterwegs zu Künstlern und Bildern, Keulen 1978, pg.21)