Museum Kurhaus / Kleef

Ewald Mataré Verzameling


Oude kunst

In de 15e en 16e eeuw beleefde het hertogdom Kleef een grote economische en culturele bloei. In deze tijd werkten in de belangrijke Kleefse steden Kleef, Kalkar, Xanten en Wezel talrijke schilders en beeldhouwers. Zij schiepen voor de kerken en kloosters aan de Nederrijn belangrijke gebeeldhouwde en geschilderde altaren. Beroemd is de St.Nicolaaskerk in Kalkar, waarvan het grootste deel van de laatmiddeleeuwse inventaris tot heden bewaard gebleven is. Door tolerantie en een vooruitziende politiek ten opzichte van de kerk bleef het hertogdom Kleef een beeldenstorm bespaard. Ondanks oorlogen en verwaarlozing in de volgende eeuwen zijn talrijke werken tot op heden op hun oorspronkelijke plaats bewaard gebleven.

Tussen 1450 en 1550 werkten in Kleef en Kalkar uitmuntende beeldhouwers onder wie Meester Arnt, Dries Holthuys, Henrik Douverman, Henrik van Holt en Arnt van Tricht.

In 1996 kreeg het Museum Kurhaus Kleef een collectie van dertien laatmiddeleeuwse beelden. Samen met enkele belangrijke werken, die als afzonderlijke werken in de jaren zeventig en tachtig aangekocht waren, vormen zij de grondslag voor de omvangrijke collectie die sindsdien opgebouwd werd.

Van Meester Arnt bewaart het museum een beeld van Christus Salvator, oorspronkelijk een zogenaamde Hemelvaartschristus. De tussen 1490 en 1510 in Kleef werkzame beeldhouwer Dries Holthuys is in de collectie o.a. vertegenwoordigd met meerdere rond 1500 ontstane hoofdwerken: een St.Anna te drieën groep, een H.Michael en een groep van drie vrouwelijke heiligen. Terwijl Henrik Douverman nog niet met een hoofdwerk in de collectie vertegenwoordigd is en Henrik van Holt slecht met ‘Twee koningen uit een wortel van Jesse’, is de laatste grote beeldhouwer, de in Kalkar werkzame Arnt van Tricht (1535-1570) met twee hoogtepunten uit zijn werk aanwezig: een handdoekenrek met een liefdespaar en een tweede met de afbeelding van de H.Familie.

In het totaal bezit het Museum Kurhaus Kleef ongeveer 20 laatmiddeleeuwse beelden die een goed overzicht geven van de Nederrijnlandse kunst in de herfst der middeleeuwen.

Terwijl de beeldhouwers vooral in Kleef en Kalkar werkten, waren de belangrijkste schilders in de grote Hanzestad Wezel werkzaam. Joos van Cleve, Jan Joest, Derick en Jan Baegert en Barthel Bruyn zijn bekende namen. Van Jan Baegert (werkzaam ca. 1505-1530) bezit het museum een uniek ensemble: fragmenten van een altaar dat uit het kartuizerklooster op het eiland Grave bij Wezel afkomstig is, een diptiek van de Wezelse familie Poet als ook enkele fragmenten van een waarschijnlijk in de 19e eeuw uit elkaar gezaagde calvarieberg. Het portret van de Keulse burgemeester Melchior van Rolinxwerth documenteert de voor de vroege renaissance karakteristieke portretkunst van Barthel Bruyn (Wezel 1493-1555 Keulen).

Een belangrijk complex in de collectie vormen ook de portretten van de leden van het Kleefse grafelijke en hertogelijke huis. Naast de vooral wegens documentaire redenen interessante historiserende afbeeldingen uit latere tijden – waarvan het Henrik Feltman toegeschreven schilderij met de uit verschillende tijden stammende afbeeldingen van zes hertogen uit het huis Kleef-Mark  het belangrijkste is – bezit het Museum Kurhaus Kleef enkele belangrijke individuele portretten. Genoemd moeten worden het portret van Adolf van Kleef-Ravenstein uit het atelier van de waarschijnlijk in Brussel werkzame Meester van de Magdalena-legende (ca. 1480), en portretten van Anna van Kleef  (ca.1580) en van hertog Willem door Johan Malthan.

De 17e eeuw werd aan de Nederrijn beheerst door de scheppingen van de grote stadhouder Johan Maurits van Nassau-Siegen. De schepper van de Kleefse tuinen haalde vooral Nederlandse kunstenaars naar het hof te Kleef.

Kunstenaars als Jan van Goyen en Anthony van Borssum schilderden en tekenden de Nederrijn. Het museum bezit een reeks schilderijen en tekeningen van de Hollandse barok, die deze bloeiperiode documenteren. De uit Kleef afkomstige leerling van Rembrandt, Govaert Flinck (Kleef 1620-Amsterdam1660), is met enkele karakteristieke portretten vertegenwoordigd.

De late 17e en vroege 18e eeuw is voor de Nederrijn geen vruchtbare tijd. Pas na de ontdekking van de mineraalhoudende bron in het Kleefse amfitheater in 1742 kan weer over een artistiek leven in Kleef gesproken worden. Voor de welgestelde badgasten werkten schilders als Willem Joseph Laquy en Franz Jakob Rousseau en vooral talrijke zilversmeden. In de historische ruimten van het Friedrich-Wilhelms-Bad, het oudste deel van het Museum Kurhaus Kleef wordt een aantrekkelijke collectie van schilderijen en kunstvoorwerpen uit het Kleefse rococo getoond.

De 19e eeuw werd door Barend Cornelis Koekkoek gedomineerd, die als jong kunstenaar in 1834 naar Kleef kwam en hier een schilderschool stichtte. De belangrijke collectie van schilderijen uit de Kleefse romantiek is nu ondergebracht in het B.C. Koekkoek-Huis.
Meester Arnt, Hemelvaartschristus, 1476
Dries Holthuys, De H. Catharina, Elisabeth en Dorothea, circa 1500
Arnt van Tricht, Handdoekenrek met liefdespaar, Kalkar circa 1540
Levenstrap, Hollands, ca. 1680
Jan de Baen, Johan Maurits van Nassau-Siegen, ca. 1670
B.C. Koekkoek, winterlandschap, 1857
-> Deze pagina afdrukken