Museum Kurhaus / Kleef

Ewald Mataré Verzameling


Geschiedenis van de kunstcollecties

De vroegere hertogstad Kleef verzamelt al sinds de 16e eeuw. Onder hertog Willem de Rijke (1539-1592) werden op de Kleefse burcht voor het eerst Romeinse oudheden, meestal vondsten uit de regio, bijeengebracht. Een echte collectie bouwde de Brandenburgse stadhouder in Kleef Johan Maurits van Nassau-Siegen in de 17e eeuw op. Op de burcht verzamelde hij Romeinse kleinodiën en in de Nieuwe Diergaarde richtte hij in de openlucht een collectie van Romeinse oudheden in. Deze verplaatste hij in 1678 naar het halfrond van zijn grafmonument in de openlucht in Bergendael, ten zuidoosten van Kleef. Bijna honderd jaar konden belangstellenden hier  beroemde voorwerpen zoals de grafsteen van Marcus Caelius bewonderen. Aan het einde van de 18e eeuw werd de collectie door de president van de districtsregering Julius Ernst von Buggenhagen naar de burcht overgebracht en hier verenigd met de Kleefse oudheden, die al op de burcht bewaard werden, in de zogenaamde “Antiquiteitenzaal”. In 1795 verscheen in Berlijn zelfs een officiële catalogus van het museum. In het begin van de 19e eeuw werd het museum opgeheven toen de kostbaarste stukken van Kleef naar Bonn overgebracht werden om daar de basis voor het latere Rheinische Landesmuseum te vormen. In 1865 besloot de Raad van de stad Kleef om een nieuw museum te stichten dat – aangepast aan de smaak van de tijd – vooral gewijd was aan Romeinse oudheden en in een zaal van het Kleefse raadhuis ingericht werd. Na meerdere verhuizingen onder andere naar de burcht werd in 1935 het ‘Cleverland-Museum’ in de voormalige landbouwschool aan de Linde geopend. In 1944/45 werd dit museum tijdens de bombardementen op Kleef verwoest. Er bleven slechts enkele stukken van de collectie bewaard.

In 1960 werd in het voormalige woonhuis van de Nederlandse schilder Barend Cornelis Koekkoek (Middelburg 1803- 1862 Kleef) een nieuw stedelijk museum geopend, dat niet meer aan de Romeinse archeologie maar aan de kunst van de Nederrijn gewijd was, met als zwaartepunten de kunst van de middeleeuwen, de kunst van de barok onder de heerschappij van Johan Maurits van Nassau-Siegen en de schilderkunst van de Kleefse romantiek rond B.C. Koekkoek. Tussen 1960 en 1980 ontstond een collectie die zich concentreerde rond deze zwaartepunten. De schildersschool van de Kleefse romantiek werd op representatieve manier verzameld. In 1981 werd de belangrijke grafiek-collectie van Robert Angerhausen aangekocht.

Na 1980 werd de collectie uitgebreid met hedendaagse kunst, een gebied dat het museum een perspectief  bood en ten slotte als opstap naar het nieuwe museum in het oude Kurhaus van de stad fungeerde.

Beslissend was de aankoop in 1988 van de nalatenschap van de Rijnlandse beeldhouwer Ewald Mataré (1887-1965).

In de jaren negentig werd de samenstelling van de collectie internationaal en konden vooral dankzij de steun van de vriendenkring, de Kunststiftung NRW en het Ministerie voor Cultuur van de deelstaat NRW belangrijke werken voor de collectie hedendaagse kunst aangekocht worden.

Op 18 april 1997 werd het Museum Kurhaus Kleef – Ewald Mataré–Verzameling geopend.

Omdat het vroegere Museum Haus Koekkoek in hetzelfde jaar in een stichting ondergebracht werd, waarin de vriendenkring van de Kleefse musea en de ‘NRW-Stiftung für Heimatschutz und Kulturpflege’ als stichters participeerden, heeft het Museum Kurhaus de schilderijencollectie van de Kleefse romantiek in langdurig bruikleen gegeven aan de stichting B.C.Koekkoek-Huis.
Johan Malthan, Hertog Willem de Rijke, 1591
Michiel Jansz van Miereveldt, Johan Maurits van Nassau-Siegen, 1636
Ewald Mataré in zijn atelier in Büderich, 1948
Het B.C. Koekkoek-Huis in Kleef, Stedelijk Museum van Kleef 1960-1997